(Uit)-Gesproken Colomn door Max Baris, Federatiedag 2024 Zwijndrecht
Waar ik vandaan kom hadden we niets met serviceclubs.
Die spraken mij dan ook niet aan.
Toen ik een jaar of 32 was kwam ik in gesprek met een plaatsgenoot die een grote herdershond uitliet op het grasveld voor ons huis.
De hond had duidelijk gespaard.
“Zo, die doet het goed” merkte ik op.
Hij keek mij onderzoekend aan en zei na een lange stilte: “jij zou een goede zijn voor de Ronde Tafel”.
De logica ontging mij, maar volgens hem paste het maken van nutteloze opmerkingen heel goed in zijn clubje.
Dat leek mij wel wat
en ik ging in op zijn uitnodiging.
Het was er gezellig. We waren met een man of 16.
We deden goed werk voor de samenleving en voor onszelf.
Gezellige uitjes, etentjes, feestjes en af en toe een liefdadigheidsproject als aflaat.
Zo maakten we jaarlijks een tochtje met bejaarden.
Die heetten toen nog zo.
Dan reden we door polders en over provinciale wegen, die steevast eindigden bij een Van der Valk.
Op een van die ritjes zat er man naast mij die trots vertelde dat hij al 80 was.
Ik vond dat toen best oud.
Toen we over de brug bij Zaltbommel reden wees hij “kijk, deze brug heb ik nog gebouwd”.
Ik vond dat heel knap, maar achterin schetterde een vrouw met wit haar “wie heeft die lelijke kleur uitgekozen”.
Met terugwerkende kracht leek zij sprekend op Mona Keijzer.
Maar aan alles komt een eind. En bij de Ronde Tafel is dat met 40.
Niet lang daarna werd ik gebeld door een goede vriend.
Of hij eens langs mocht komen met een fellow Rotarian (een wat?) een fellow Rotarian, om met mij van gedachten te wisselen over de eventuele, wederzijdse toegevoegde waarden van zijn Rotary en mijn persoon, alsmede - en niet in de laatste plaats - die van ons beiden aan de samenleving, zowel lokaal als internationaal.
Een week later kwam hij op bezoek. Met de voorzitter.
Het welkom was hartelijk.
Ook hunnerzijds bedoel ik.
Na enkele plichtplegingen (gôh, woon je hier allang? werkt je vrouw? oh, maar wat heeft ze dan hiervoor gedaan? alleen maar dochters? dus altijd de bril naar beneden, die open haard, heb je die zelf gebouwd? leuk, trekt ‘ie een beetje?) vertelde de voorzitter dat ik was rondgeschreven…
Het zei mij niets
… en dat er geen bezwaar tegen mij was ingediend.
Ik was verguld; het kwam niet elke dag voor dat er geen bezwaar tegen mij was.
Hij vertelde verder wat voor notabelen er wel niet allemaal lid waren van de club, maar dat die allemaal, stuk voor stuk, erg eenvoudig waren gebleven.
Dat een arts als lid toch wel handig kon zijn als je met wachtlijsten te maken kreeg,
en een notaris, altijd makkelijk voor je testament,
en een journalist en een politiecommissaris,
En hij vertelde over de avenues of service,
en dat die service above self gaat, de levensberichten, de GSE, de RYLA, mijn classificatie, de four way test, vocational service (woord goed onthouden, straks even nakijken op Altavista - Google had je nog niet), de Foundation, en dat als je het slim speelde de club daar meer uit kon halen dan je erin stopte, dat lag aan de grants, maar dat Anaheim altijd aan het langste eind trok, dat polio vakkundig de wereld uit werd geholpen door Rotary, dat de attendance minimaal 60% moest zijn, maar dat het dubbel telde als na de club een avondje van zes werd gehouden, van Inner Wheel, maar daar deed onze club niet aan, de PETS en nog een aantal belangwekkende onderwerpen.
Ik begreep het helemaal.
En hij was de voorzitter…
Nou, dat zag je er ook wel aan af.
…en de voorzitter rapporteerde aan de gouverneur.
Om de een of andere reden wekte dit vertrouwen.
Na verlies van onze koloniën en de teloorgang van de wereld van Peter Stuyvesant had Nederland nauwelijks nog gouverneurs.
Eigenlijk alleen maar in Limburg en de Nederlandse Antillen.
Dat de Rotary die titel aan de vergetelheid wilde ontrukken deed mij goed.
Ik was om.
Dan kon ik gelijk de volgende donderdag aantreden.
Ik zou drie kansen krijgen, dan moest ik besluiten.
Kwart voor zes Wapen van Rijsoord, soep vooraf, haricots verts, (altijd haricots verts bleek later), met een stukje vlees dat de kok in de voorgaande week niet had kunnen slijten, koffie toe en dat voor maar 20 piek.
We hebben het over guldens.
Thuis blijven was duurder.
Op de afgesproken tijd was ik er.
Tegen zessen begon het een beetje te lopen en binnen de kortste keren had ik handen geschud van mensen van wie ik zeker wist dat ik hun namen niet zou onthouden.
Althans niet binnen de vergunde drie weken.
Op enig moment spoedde eenieder zich zonder aanwijsbare reden naar de kassa om af te rekenen.
Wij betalen altijd vóór het eten vertelde de politiecommissaris.
Dat vond ik een rare volgorde; maar ik besloot mij te voegen.
Om de boel goed te overzien zette ik mij in het midden van de in u-vorm opgestelde tafels.
Er stond een scheepsbel in de weg, maar ik zou mij wel redden.
De voorzitter, inmiddels binnengekomen, meende evenwel dat ik een jaar of vijftien te vroeg op die stoel zat. Zijn voorzittersstoel.
Dat bleek achteraf behoorlijk te kloppen.
Onder het eten werd er gezellig gekout.
Niet dat ik het kon volgen, maar het ging er geanimeerd aan toe.
Totdat de voorzitter met een ruk aan de bel de boel opschrikte.
Zo vroeg had ik een rondje voor de hele zaak niet verwacht.
Dat beloofde wat.
Er ging echter geen opdracht met die strekking naar het bedienend personeel.
Sterker, het werd heel stil en de voorzitter nam het woord.
Met zijn volume had hij het overigens zonder stilte ook wel gered.
Ik werd welkom geheten en het beloofde een interessante avond te worden.
Waar het over ging weet ik niet meer. Wel dat die bel om kwart voor acht weer ging.
En weer geen rondje.
Dan maar een afzakkertje aan de bar zoals ik dat van de Ronde Tafel gewend was en ik zette mij op een kruk.
Maar iedereen liep mij straal voorbij, op weg naar huis.
Ik had mijn vrouw verteld dat ik op een christelijke tijd thuis zou zijn.
Bij ons betekende dat ergens tussen elf en twaalf.
Ik zou voor eeuwig mijn kansen vergooien als ik mij om acht uur al zou vertonen, dus reed ik wat doelloos rond tot een soort van christelijke tijd was bereikt.
Dat heb ik een paar maanden volgehouden.
Toen heb ik haar maar verteld dat ik een voorstel had ingediend om uiterlijk om acht uur met de vergadering te stoppen.
Want dan kon iedereen het journaal nog zien.
Een terugkerende activiteit van de club was houthakken voor de nooddruftigen in onze samenleving.
Een van de leden met een grote tuin kon wel wat hulp gebruiken, dus rooiden wij bomen en zaagden die in blokken van tamelijk ongelijke grootte.
De behoeftigen in onze samenleving hebben echter geen open haard, dus kochten wij ons eigen hout. Voor de fundraising.
Het was een plezierige tijd. Gezellig met gelijkgestemden met andere achtergronden. We discussieerden over maatschappelijke problemen, bespraken hoe we de wereld konden verbeteren, hoeveel bomen je moest planten om je verre reizen te compenseren, en of dat ook voor skivakanties gold, want die waren goeddeels boven de boomgrens.
Over carrière, opgroeiende kinderen, wat we van André van Duin vonden en of de lepeltjes van Uri Geller geprepareerd waren of niet.
Ondanks actieve pogingen om te blijven mixen met steeds jongere nieuwe aanwas ontstond er toch een groep van oude knarren; weliswaar geïnteresseerd maar niet meer participerend in gesprekken over house parties, vloggers, reisblogs, social media-influencers, tinder, raves…
Het werd tijd voor een volgende fase: de Past Rotary
Met een aantal gelijkgestemden werd de stap gezet. Een nieuwe club.
Het was een sleutelmoment: we werden niet alleen Past Rotary, maar past van alles. Past jeugd, past overmoed, past tomeloze inzet, past souplesse, vitaliteit, open mind.
Desondanks blijven de gespreksonderwerpen up to date. Dat wil zeggen we discussiëren en converseren nog steeds over onze actualiteit en over wat ons bezighoudt. Dus we hebben het over ouderdomsverschijnselen, hoe leuk het vroeger was, dat je toen nog kon lachen, afnemend geheugen, de prachtige toekomst die achter ons ligt, medicijngebruik, afnemend geheugen, of had ik dat al gezegd, en of een middagdutje normaal is voor onze leeftijd, wat er in je levenstestament moet komen en dat zittend je broek aantrekken helemaal niet raar is, welk hoorapparaat het beste is en of je bij staaroperaties nou allebei je ogen tegelijk moet laten doen of niet.
De meest gebezigde zin is “hoe heet ‘ie ook alweer?”
Maar we genieten nog volop.
Want past is de nieuwe actualiteit vinden wij. Past is de toekomst.
Ja eens is alles past.
Vorige week werd ik gebeld door zo’n jeugdig lid van de Ronde Tafel.
Of ik het leuk zou vinden om met een aantal leeftijdgenoten een dagje te gaan rijden met een lunch bij Van der Valk toe.
Ik denk er nog over na.
Max Baris